Dit zijn de namen van Davids helden:
Isboset uit Chachmon was de belangrijkste van het beroemde drietal. Hij doorboorde met zijn speer achthonderd mannen in één gevecht. De tweede van de drie helden was Elazar, een zoon van Dodo uit Achoach. Hij was erbij toen David en zijn mannen de Filistijnen honend uitdaagden. Daarop trokken de Filistijnen hun troepen samen voor de strijd, en Israël moest zich terugtrekken. Maar Elazar hield stand en sloeg op de Filistijnen in; zelfs toen hij niet meer kon liet hij het zwaard niet los. Zo schonk de HEER Israël die dag een grote overwinning. Het leger sloot zich weer bij Elazar aan, maar alleen nog om te plunderen. De derde was Samma, de zoon van Age, uit Harar. De Filistijnen hadden op een keer hun troepen samengetrokken bij Lechi, waar een akker met linzen was. Het leger van Israël was op de vlucht geslagen, maar Samma stelde zich op de akker op en wist die te behouden; hij versloeg de Filistijnen, en de HEER schonk Israël een grote overwinning.
Drie van de dertig hoofdmannen kwamen eens voor de oogst bij David, in de grot bij Adullam. In de vallei van Refaïm waren toen Filistijnse troepen gelegerd. David hield zich in die tijd verschanst in de bergen, terwijl in Betlehem een Filistijnse wachtpost was uitgezet. Op een keer, toen hij smachtte van dorst, verzuchtte David:
‘Wie geeft me wat te drinken uit de waterput in de poort van Betlehem?’ De drie helden baanden zich een weg door het Filistijnse kamp en haalden water uit de put in de poort van Betlehem. Maar toen ze ermee bij David kwamen, wilde hij er niet van drinken. Hij goot het uit voor de HEER en zei:
‘De HEER verhoede dat ik hiervan drink. Dat zou zijn alsof ik het bloed dronk van de mannen die hun leven hebben gewaagd om het te halen!’ Hij weigerde dus te drinken. Zulke heldendaden verrichtte dit drietal.